zondag 24 april 2011

Een mooi afscheid en een kind kan de was doen(?)

“Margriet, margriet”, Kosie steekt zijn hoofd om de deur van het washok, “do you want eggs and tea?” Ik snap het even niet. Was dit de stoere Kosie? De eeuwige grappenmaker. Het is bijna verdacht. “Wat willen ze nu weer in mijn thee stoppen” is dan ook mijn eerste gedachte. Maar nee, daar stonden James en Dyrrel in de keuken 30 eieren in een pan te gooien en notabene Kosie stond zijn best te doen op de koffie en mijn thee: “You want this cup?” Hij weet precies uit welke kop ik graag drink. Het was mijn laatste dag op het project en vandaag lieten de jongens op hun manier hun waardering merken. Ik weet niet wat die gasten met me hebben gedaan, maar ze hebben mijn hart veroverd. Ik had nooit gedacht dat ik zoveel met deze jongens zou kunnen lachen en ik had ook nooit gedacht dat ik zoveel om ze zou gaan geven. Resultaat van de laatste weken: Aunt Jane was op vakantie en daarom mocht ik de kleren van de jongens wassen en het douchen overzien. De uitspraak 'een kind kan de was doen', heeft voor mij een totaal andere lading gekregen. Het kleren wassen van straatjongens is toch net even een vak apart. Wat je allemaal in hun zakken vindt, hoe de kleren eruit zien en ruiken en hoe dit er precies aan toe gaat: dit is toch net even iets anders dan de gemiddelde was. Evenals hun perspectief op schoon en douchen en de manier waarop zij hun kleren dragen. Voor mij was het echter een mooie manier om meer met hen te connecten, van hen te leren en respect te krijgen (ik zat dan toch wel met mijn handen in hun vieze straatkloffies).

Op een dag moest ik ook het ontbijt regelen en stond ik in een pan met pap te roeren. De jongens waren verbaasd, lachten erom en ze vroegen zich af wat voor pap het zou gaan worden. De pap was niet het grootste probleem, de jongens zijn overal en je moet erg alert blijven. Ik moest tegelijkertijd in pap roeren, toezicht houden over sleutels en de jongens laten douchen (ze hebben allemaal een kluisje waar al hun waardevolle spullen inzitten: shampoo, kleren, tandenborstel etc. moest het sleutelkastje openen, waarop ze de sleutel weer aan mij moesten geven etc.) De jongens liepen wat rond en soms had ik geen idee wat ze nou precies aan het doen waren, maar ik vond het allang prima dat het leek alsof ze goed luisterden. Ik had iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid gegeven. Piet hielp mee met de was, Ronald schepte het ontbijt op, James was aan het zorgen dat niemand aan het vechten was en Koosie maakte de ‘koffie’: veeeeeel suiker, met een beetje melk en een heel klein beetje oploskoffie. Hij vertelt met alle trots dat hij de beste koffiemaker is. Prima want deze keer konden ze als er ‘complaints’ waren met Koosie praten in plaats van margriet overal de schuld te geven. Maar vandaag hadden ze besloten aardig te zijn: “Margriet is this the first time you make pap? It is good!"(…) Ik weet niet hoe ze het voor elkaar krijgen, maar op de één of andere manier vind ik het elke keer bijzonder om een compliment van deze jongens te krijgen.

Kristo is de stilste van allemaal. Hij zegt weinig maar ziet veel. Hij kan uren geconcentreerd met wat mechano (soort van lego bouwpakket) spelen, terwijl de andere jongens schreeuwend om hem heen rennen. Maar laatst brak hij opeens los over al zijn avonturen. Verschil tussen dag en nacht. En zijn probleem. Zijn handen trillen. “You see, my hands shake, I need to drink. I go to town-I drink-work-drink-work-drink-sleep-drink. When I drink I feel powerfull” Of hij nou onder invloed was of niet, teleurstelling klonk in alles door. Misschien hebben zijn stille momenten wel te maken met deze verhalen. Deze zijn namelijk te heftig voor een jongen die ook nog met mechano wil spelen. Verhalen die begonnen op de leeftijd van 10 jaar, over teleurstellingen, afwijzingen, geweld en een veel te hard leven. Ik luisterde stil naar Kristo terwijl hij aan het vertellen was, over hoe zijn hele leven draait om alcohol, over hoe dit alles kapot maakt, hoe machtig hij zich voelt en hoe hij dit nodig heeft. Kristo is erg gevoelig, een denker, hij observeert veel en ziet alles. Hij heeft altijd dezelfde kleren aan en zijn ogen staan vaak wazig. Maar als hij een heldere blik heeft, kan je zien dat het ergens een goede gast is. Die Kristo. “You see that’s why I’m quiet.” Later zie ik hem op straat, op auto’s aan het passen en wat rond te hangen. Er klopt namelijk iets niet, als ik hem zo mechano te bouwen breekt mijn hart een beetje. Twee werelden, twee werkelijkheden, waarin hij leeft. Maar aan de andere kant is Kristo een jongen die ergens wel wil, ben benieuwd hoe het de komende tijd zal gaan met hem!

Inmiddels ben ik verhuisd naar mn vierde huis in drie maanden. Ik ben alle onderwerpen van mijn scriptie, ‘on the move’, aanpassingsvermogen en ‘home & belonging’, even in de praktijk aan het brengen. Sinds kort ben ik de nieuwe buren van de straatjongens: vanuit mijn slaapkamerraam kan ik de ‘slaapkamer’ van de jongens zien. Portieken van winkels en fastfoodketens. Voelt apart, zo dichtbij en zo’n andere wereld. Ik kom ze tegen als ik met mn tassen sleep. Ik met alles wat ik had, zij met alles wat zij hadden, niks. De jongens maken wat grapjes, "if you don’t have a place, you can always stay with us." Maar dan erkennen ze zelf: “No margriet it is not good to stay on the street.”

Wanneer iemand de term 'straatjongens' gebruikt om hen te introduceren wordt piet boos. “I’m not a street kid, the street doesn’t make children. I make my day on the street, but I’m not from the street.” De straat is misschien een tijdelijke verblijfplaats, leert ze overlevingsstrategieën en tactieken, maar ze willen geen straatkinderen genoemd worden. Ze hebben een naam. Ze komen altijd ergens vandaan. Het begin is nooit de straat. De jongens hebben eigenlijk een interessante positie. Ze leven tussen een ‘huis’ en straat in. Op straat leven ze naast en van de resten van de luxe. Leven tussen en van twee walletjes. Deze jongens zijn hierdoor enorm vindingrijk. Mijn oude slippers had ik op het project laten liggen, niet meer te gebruiken, dacht ik. De volgende dag zag ik één van de jongens mijn oude H&M teenslippers dragen. Op de één of andere manier hadden ze deze weer gemaakt en was hij blij met zijn nieuwe schoenen…

De volgende dag regende het en ik besloot om gewoon wat rond te lopen om even een Nederlands gevoel te hebben. Jeffreys bay was leeg, ik vroeg me af waar iedereen was. Al wandelend kwam ik een verbaasde Koosie tegen en hij gaf mij het antwoord. “What are you doing margriet?” “Oh just walking around.” Je had zijn ogen moeten zien. “But it rains! You don’t have a playstation?” “Eeh nee, hoezo?” Koosie: “all the white people are sitting behind their playstation and tv when it rains.” Oh ok, daar zijn alle inwoners van J-bay dus : ) “And you koosie, what are you doing?” Eh also walking around. Dit weer is een drama voor de jongens, koud, nat en nergens mensen om geld aan te verdienen. Koosie wijst naar een grote villa en vertelt dat hij dit later ook wil, “I want a woman who cook, clean, wash, I go to work and then she is at home with the children. Zijn droom is een familie een thuis?

Als je even met de jongens op straat een praatje maakt, ben je gelijk de atractie van de dag voor J-bay. Wat moet een groep straatjongens met een blond meisje? Of andersom. "Do you need help, are you ok"? Misschien dat ik naïef ben, maar juist in deze kleine gesprekken op straat kan je misschien soms iets voor hen betekenen in plaats van hen af te wijzen als afval. Ik hoor ze brood vragen aan mensen, zij weigeren: Ronald: “you don’t have to be afraid that I will become fat, so what is the problem?” Hij heeft gevoel voor humor. Net als kosie in zijn roze bontjas terwijl het 30 graden is. Hij zet zijn zonnebril op. "You know mr loverboy is always there..." (waar hij die nou weer vandaan heeft blijft een vraag). Koosi heeft altijd grote verhalen over al zijn 5 ID’s, zijn huis en al het geld dat hij op de bank heeft. Maar dan opeens een uitspraak van Piet: “Koosi weet niet hoe oud hij is.” BAM. Een uitspraak waar een enorme lading achter zit. Koosi heeft geen papieren. Geen bankpas, geen ID, geen geboortebewijs. Koosi bestaat eigenlijk officieel niet eens voor Zuid-Afrika. Koosi de Quasi-burger. Na even een stilte gaat Koosie gewoon weer verder met zijn verkooppraatje: “You want to buy this watch? It is a special watch, on this watch it is always 1 o clock.” Hij staat stil, maar praat eraan voorbij, dat is wat Koosie doet.

De volgende dag op het project komt Kristo naar me toe in de keuken: “sissie Daryl is outside and eats old bread from the bin can you make him some food?” Bijzonder om te merken hoe de jongens eigenlijk om elkaar geven en voor elkaar zorgen. Ik loop naar buiten en Daryl stond daar uit een vuilniszak verschimmeld brood te halen. Een jongen van 20, woont soms thuis, maar vlucht soms weer naar de straat. Thembela en ik maken wat brood voor hem klaar en koffie, op mijn best. Hij lacht en gaat daarna voor het gebouw liggen slapen, wachten op de andere jongens. Hij had ooit een droom om surfer te worden, maar als je verslaafd bent is een sponshorship van surfplanken niet genoeg. Later op straat zie ik de jongens lijm snuiven, een pak melk, waar ze wat in roeren en boven hangen. Je weet dat het gebeurt, maar nu ik ze zag vechten op een melkpak met lijm, vond het toch wel even heftig om te zien.

Deze lijm vind je ook terug op de kleren van de jongens. Er is wel meer terug te vinden in de kleren van de jongens. Op de kleren zitten de sporen van het leven van de jongens gemarkeerd: bloedvlekken, sigarettengaten, lijm, modder, tekeningen. Al hun verslavingen, misbruik en strijd zijn te zien op deze kleren, de hardheid van hun leven staat gemarkeerd op deze tweede laag. Ik vind het bijzonder dat ik door het wassen van deze tweede laag ook een stukje echtheid van de jongens mocht zien. Wie zijn ze echt? Wat willen ze echt? Wat zijn hun teleurstellingen? De jongens versieren zorgvuldig hun kluisjes met de foto’s die ik hen had gegeven. Maar daarna zeiden ze gelijk: “margriet you will forget us when you are back in holland, than you just go on with your life.” Ik wil eigenlijk niet dat ze gelijk hebben, maar dat is het rare, ik ga straks in zekere zin ook weer gewoon door, met mijn scriptie schrijven, met in Utrecht mijn leven leven en nieuwe keuzes maken. Maar ergens weet ik ook dat deze reis verder gaat.

Voor nu ben ik enorm dankbaar voor wat deze jongens mij allemaal wel niet geleerd hebben. Ze hebben mijn hart gestolen : ) Opeens koosie op de laatste dag (nadat ze respectvol alle dagen aan mij om de sleutels vroegen als ze bij hun kluisje wouden) (en ik daar dus enorm druk mee was en ze dat ergens heel grappig vonden) “Loook margriet” (met een ENORME smile in zijn roze bontjas, je kan niet anders dan lachen) maar met één hand maakt hij het sleutelkastje open (die ik dus alleen maar zou kunnen openen met DE sleutel). “Tadaaa, I can open it, without you, we tell it now on the last day.” In combinatie met zijn glimlach in zijn bontjas kon ik eigenlijk niet anders dan heel hard lachen. Misschien klinkt het een beetje gek, maar deze jongens hebben mij, door het gebrek eraan, heel veel geleerd over liefde.

Vandaag nog even een laatste dagje weg, naar Tsitsikamma, mooi natuurgebied en morgen zit ik in het vliegtuig, terug naar Nederland, juist op een moment dat het hier echt mijn hart begint te krijgen, juist op een moment dat er een beetje vertrouwen begint te ontstaan. Maar het was het waard. Ik ga ze missen, ook Thembela, de kokkin van het project en een vrouw die mij echt heeft geleerd hoe je met deze jongens om kan gaan. Maar hoewel ik echt geen zin heb om hier weg te gaan, zon/zee/strand mij ook echt prima bevallen, heb ik wel veel zin om weer thuis te komen!

Les 6 van de afgelopen weken: “Don’t count your days, but make your day count!”

Liefs vanuit de zon vanaf mijn balkon in Jeffreys Bay met uitzicht op zee!

maandag 4 april 2011

‘Don’t make shorty angry’, grenzen doorbreken en een les in respect

“He shorty!” Ik keek wat verbaasd om me heen. “Yebo you shorty!” De straatjongens kijken me lachend aan. Mijn nieuwe nickname hier in Jeffreys Bay, inmiddels ben ik een soort van ingeburgerd: “Morning shorty, hey shorty pass the sugar, shorty where is the coffee, shorty jy het poppenhaar, shorty black and white make nice babies he, oeh but be careful don’t make shortie angry, look at her eyes then, aai dan is ek bang vir shorty.” De jongens lachen erbij dus ik moet mijn nieuwe naam maar als een eer beschouwen. Respect en vertrouwen zijn kernwoorden in de levens van de jongens, lastig te verdienen, maar de jongens lijken me steeds meer te accepteren, omdat ik hen waarschijnlijk ook steeds meer accepteer. Hoe meer ik van hun levensverhalen hoor, des te meer respect ik voor hen begin te krijgen. Bijvoorbeeld J., 17 jaar, enorm gehaaid, verslaafd aan drugs, leeft tussen straat en shacks van vrienden, wannabe-gangster, maar ergens nog een enorme puber. In het begin vond ik hem stiekem maar irritant, viel er niet mee te werken en werd ik eigenlijk ook gewoon keihard genegeerd. Maar de afgelopen weken begon ik zijn humor te waarderen en hij de mijne ook.J. trekt aandacht met de raarste dingen. Loopt ie opeens weer met een onderbroek op zn hoofd rond, verstopt alles van iedereen op de raarste plekken of doet een dans uit het niks. Na wat gesprekken, voetbalwedstrijden, gezamenlijk ontbijten en dat ik een soort van vaste klant ben in het lachen om zijn grappen heeft hij besloten dat hij mij toch ook wel mag. “I don’t have a father”, nou ja theoretisch gezien zou hij deze moeten hebben, maar deze is nooit in beeld geweest en zal hij waarschijnlijk nooit leren kennen, verder heeft hij een moeder die alcoholverslaafd is en daarnaast een scala aan stiefvaders die hem hebben mishandeld en misbruikt. Welkom thuis bij J. Geen wonder dat hij de straat ‘verkiest’ boven deze situatie.

Ik wil de jongens graag vertrouwen,maar soms is het lastig omdat stelen en manipulatie overlevingsstrategieën van hen zijn. Soms geef ik ze net iets te veel voordeel van twijfel. Zij hebben namelijk zo hun strategieën, twee maken een leuk praatje met mij, wetende dat ik hen erg grappig vind, ik praat gezellig terug, maar inmiddels zijn de andere twee brood aan het stelen, waar ik zelf bij sta en kijken rustig of er nog wat leuks in de koelkast ligt. Opeens rennen er twee jongens keihard de keuken uit en begin pas door te krijgen wat er aan de hand is: “Ok, give it back J.” Met een enorme grijs toveren ze een fles melk en twee complete broden tevoorschijn. “Tadaaaa shorty, that’s how you do that.” Toch denk ik dat ik deze gasten nog echt ga missen ook als ik weer thuis ben.

De afgelopen weken is er veel gebeurd, van heftige maar ook grappige gebeurtenissen met de jongens, naar terrasjes en surflessen, ruzies oplossen tussen kinderen en het eindeloos zingen van liedjes naar een anti-drugsmars in de townships en interessante gesprekken met de inwoners en het geven van een knuffel aan Anneleen! Wat was ik blij haar te zien! Ook vond ik het bijzonder hoe ik haar kon introduceren op het project en kon voorstellen aan de straatjongens. “Another shorty, is this your sister?” We deden de normale dingen hier (nou ja in hoeverre strandwandeling op het strand van Jeffreys Bay en rondhangen met straatjongeren normaal is) en dit heeft me weer even doen beseffen wat het betekent om een thuis te hebben en welke rol vriendschapen en familie daarin spelen. Dit zette me ook weer aan het nadenken over het leven in de townships: het thuis van veel van de mensen die ik ontmoet.

Ik heb veel gesprekken met Thembela, de kokkin van het project en één van de vrouwen die ik ga missen als ik weer in Nederland ben. Zij kent de jongens erg goed en leert mij (naast het maken van pap) iets meer van hun leven te begrijpen. Ook leert ze mij veel over het leven in de townships en wat er al dan niet leuk aan is. Zij leeft in een shack, samen met haar dochtertje, één kamer van 3 bij 3 waar alles in moet gebeuren, maar ze voelt zich er thuis. “I like the townships because I can live my life, freedom, hang around, spent time with people, do what I want, no hurry, South-Africa is beautiful but you know Margreet, before I can dream I need first come out the poverty”. Probleem van veel mensen.

Elke keer vind ik het nog steeds confronterend om van de villa’s BAM opeens in de townships te rijden. Er is één bordje: “welcome in Pellsrus”. Ter introductie niet echt nodig, de situatie is opzich best duidelijk. Het is zo raar hoe het straatbeeld OPEENS veranderd. Van wit naar zwart, rijk naar arm, villa naar krot. In de townships is er een zekere vrijheid, maar ook kortstondigheid. Een leven van een soort van constant kamperen en niet weten waar je aan toe bent. Iedereen is aan het wachten op alles en veel mensen hangen maar wat rond, zijn hun tijd aan het uitzitten? Als een tijdbom? Kampen van krotten, afval, afgewisseld met ook best mooie huisjes. Vanuit de townships kan je ook OPEENS weer terug zijn op je terrasje. Als je wil kan je het vergeten. Zwart en wit leven letterlijk en figuurlijk naast elkaar. Wereld van verschil. Het is een georganiseerde regenboognatie en sommige Mandela huisjes in de townships in ieder geval wel de kleuren hebben van de regenboog.

Wat daarbinnenin gebeurt is alleen wat minder kleurrijk. Soms schrik ik nog steeds van de situatie. Veel ‘zieke’ mensen, een ander woord voor AIDS, een woord waarop een enorme taboe rust, iedereen is dus ‘ziek’. Een cultuur van schone schijn wat ook duidelijk wordt wanneer ik 's ochtends een meisje van het project zie rondlopen: “Rochy moet jy nie na skool nie?” “nee, my klere is vuil” Waarop ze vervolgens schooltje gaat spelen met haar jongere zusjes (...) Verderop kwamen we een paar van de straatjongens tegen. Jochies van twaalf/dertien. Ze liepen rond met 1) een enorm mes 2) een gebroken flessenkop 3) een zakje dagga. Waar ze dus 1) de dagga 2) in de flessenkop 3) met het enorme mes stopten en 4) dit met zn allen gingen oproken. Het was 8 uur 's ochtends. Ik heb wel eens een fijner ontbijt gehad.

Hoewel ik veel van de mensen leer en ik echt wel de grenzen wil doorbreken is het helaas niet veilig om hier in mn eentje rond te lopen. Wanneer blijkt dat de voetbalwedstrijd van de jongens aan de andere kant van de townships blijkt te zijn baal ik dan ook. We hadden beloofd te kijken. Gelukkig zie ik in de verte J. ergens lopen en roep zijn naam. Hij kijkt verbaasd om. “Come you must walk with me to the soccerfield”. Hij lacht een beetje en het was ergens ook hilarisch dat ik uit ‘veiligheid’ met iemand meeloop waar mensen uit de community soms zelfs bang voor zijn.

De straatjongens storen zich niet zo aan grenzen, in welke vorm dan ook. In de vragen die ze stellen, dilemma’s die ze je voorleggen, gesprekken die vaak over relaties en seks gaan en al hun fictieve ‘girlfriends’ en theorieën over dat “black and white can make nice babies”. Inmiddels hebben ze gelukkig besloten dat "shorty is too old" en "shorty her boyfriend is tooooo big". Naast het probleem van drugs en alcohol is seksualiteit een enorm probleem voor hen. Als ze geen vrouw vinden dan doen ze het met elkaar en worden jongere jongens misbruikt door de oudere jongens. Ze hebben een enorm hard leven, vooral ’s nachts, waar ik soms geen weet van heb en ik misschien soms ook niet allemaal zou willen weten. Naast het overschrijden van seksuele grenzen en het opzoeken van mijn grenzen (Wat pikt shorty wel en wat niet? Ziet shorty het als ik de complete voorraadkast leeg steel? Zal shorty na 29101 keer haar ten huwelijk vragen eindelijk ja zeggen? Hoeveel trappen tegen haar schenen kan shortie hebben tijdens een potje voetbal?) zijn ze ook onbewust op een positieve manier grensoverschrijdend bezig. Zichtbaar aanwezig in de ‘twee werelden’ van Jeffreys Bay. Hoewel ze misschien door velen als ‘pain in the ass’ worden gezien, hebben ze situaties heel goed door en zijn ze enorm goed in zich aanpassen. Het gaat allemaal om perspectief, vanuit wel perspectief je het bekijkt en welk perspectief deze jongens hebben. Wanneer we op een terrasje zitten komen we de straatjongens tegen. De dag erna komt J. naar mij toe: "one day margriet I will also drink cappuccino in a nice restaurant." Dat is namelijk wat hij ziet, toeristen die hun geld uitgeven aan koffie op terrasjes. Terwijl hij het moet doen met waterige koffie/suikerwater op het project. De jongens leven op de scheidslijn van township en town en doorbreken zonder dat ze het doorhebben eigenlijk heel wat grenzen.











Twee weken geleden hebben we meegedaan aan een anti-drugsmars in de townships van Jeffreys Bay. Drugs en alcohol zijn hier grote problemen. In elke familie of shack komt er wel zoiets voorEr bestaat hier niet zoiets als even gezellig bij het eten of ’s avonds op een terrasje een wijntje drinken. Als je drinkt dan drink je een fles per dag. Of 8. Complete families worden hierdoor ontwricht en ook kinderen beginnen hier op jonge leeftijd al mee. De straatjongens zijn hier het ultieme voorbeeld van en vind ik het vervelend wanneer mensen zeggen dat het hun eigen keuze is. Het gaat allemaal om perspectief. Ze verkiezen de straat boven een enorm slechte ‘thuissituatie’. Wat is de ‘normale’ situatie. Vader uit beeld, moeder verslaafd aan alcohol, er komt een stiefvader in het huishouden, misbruikt de kinderen, moeder is afhankelijk, kinderen voelen niet geliefd of worden verdreven waardoor ze ‘kiezen’ om liever op straat te leven dan in dit huis, komen in aanraking met drugs, wordt verslaving, waardoor ze op straat blijven. Het gaat dus niet over vrijheid maar het kiezen van de ene slechte situatie boven de andere. Op straat voelen ze wat controle over hun leven. Create their own little safe space.

Pete en Kristo zitten aan tafel, de rest van de jongens zijn aan het voetballen. Kristo speelt wat met mechano, Pete staart wat voor zich uit en ik schrijf wat in mn schrijfboek. Elke dag leert Pete mij nieuwe woorden Xosa, ik vraag of hij het kan opschrijven voor me. “Nee margreet, jy weet dat ek nie goed kan skryf nie.” En dan begint hij zijn verhaal. Hij was 10 toen zijn beide ouders overleden. “That’s when I decided to stop with school. I was living with my aunt and uncle. But he was drunk. Always. That’s when I decided to live on the street.” Een hard leven, van gangs, drugs, gevechten, criminaliteit, afwijzing en respect, een leven van verlies, overleven, teleurstellingen en niemand meer kunnen vertrouwen. “You know the world is too big and we are too small. Jy kan niemand vertrou nie.” Hij schudt zijn hoofd. “No trust nobody. You see (hij haalt zn bot uit zijn eten en legt het bot met een klap op tafel) the only one I can trust is this bone. If I put it here and I come back tomorrow, it is still here. It doesn’t talk, doesn’t walk, nothing. I can trust in it, it stays the same and doesn’t need anything. BUT: If I put you here, maybe you will be gone tomorrow, talking to people, doing other things. So you see, I cannot trust people, the only thing in the world which I can trust is this bone (…)” Zijn teleurstelling komt hierin keihard naar voren, je kan niks en niemand meer vertrouwen. Hard als een bot. Tot op het bot teleurgesteld. MAAR, het is bijzonder om te zien hoe zowel Piet en Kristo wel uit het straatleven willen komen. Dit was een kwestie van 10 jaar geduld hebben met hen. Het plan is nu dat er een huisje voor hen gebouwd gaat worden in de tuin bij één van de projectleiders!

Dit weekend gebruikte ik één van de strategieën van deze jongens: where the day takes you. Mijn weekend bestond uit koffie drinken, strandwandelingen, nieuwe mensen ontmoeten, surfwedstrijden (kijken), nog meer koffie drinken, braaien en een verjaardagsfeestje in de community. Ik leer meer van de jongens dan dat ik eerst zou denken. De jongens zijn eigenlijk enorm flexibel en hebben een enorm aanpassingsvermogen ontwikkeld. Iets waar wij met volle agenda’s, schema’s en stress soms nog veel van kunnen leren. Being there and hanging around, go with the flow of the day. De jongens leren mij hier even extra dat we misschien fysiek verschillen, maar dat we van binnen allemaal hetzelfde zijn. We delen dezelfde angst voor afwijzing, verlangen naar acceptatie en we houden niet van donker:) Pete vertelde, tussen alle grote verhalen door op een hele andere toon, opeens dat ze na 23.00 eigenlijk niet meer over straat durven te lopen en liever op straat slapen in plaats van terug te lopen naar de 'location'...Soms weet ik niet wat er nou wel en niet waar is van de verhalen van de jongens. Ze hebben een grote fantasie, maar wanneer ik de littekens van de jongens zie, kan je er niet omheen dat ze veel meemaken, deze littekens zijn echt, een verhaal op hun lichaam geschreven. We moeten niet doen alsof ze het leven niet begrepen hebben, deze jongens hebben eigenlijk enorm veel mensenkennis. Daarom wil ik afsluiten met les 5 die ik van J. heb geleerd: respect & acceptatie. Misschien wel allereerst van jezelf. "I'm black, you are white. You respect me, I respect you." Hoe meer jij jezelf bent, des te meer jij de ander de vrijheid geeft om de ander zijn!

Liefs van shorty die jullie allemaal heel erg mist!

maandag 14 maart 2011

“Waka Waka: I’m a survivor” en “the girl from the bicycle”


“Today we are going to talk about crime. First we are going to introduce ourselves.” De vrouw van social development wees naar de eerste jongen. Enigszins verbaasd maar niet geschrokken: “my crimes?” (…) Eh nee, je naam, leeftijd, woonplaats en hobby’s… Ergens vond ik het ook wel grappig, hij zat bij wijze van spreken al klaar met een lijstje met zijn ‘crimes’. Misschien zei dit voor hemzelf meer over wie hij was, aangezien respect in het straatleven vaak verdient wordt aan de hand van criminaliteit. Maar hij begon al: “Hello I’m (…) and I live at street number 67. Met een nog serieuzer gezicht: You can ring the door, just make a sound, any sound you want, and you can come in.” Er werd wat gelachen, maar toen de social worker het gesprek startte wisten de jongens precies waar ze over aan het praten waren. Criminaliteit was iets waar ze helaas veel vanaf wisten. De oorzaken van crime? “It is gangsters, the leader made you do things you don’t want but you have to listen to him, otherwise you are gone.” Een andere jongen beaamd dat ‘poverty’ de oorzaak is van alles. “You start stealing, what else do you have to do? Een ander: “It is drugs and alcohol, they are doing the crime.” Voordelen van crime? “Yes broe, it is all about money, if I beg on the street, I make few money, but with stealing you can make a lot. And in prison you get nice pop and bread and that makes you stronger. No I’m joking, in the prison you have no friends, you know: when it is dark, you have no friends.” Zowel letterlijk als figuurlijk. En dan tegen ons: “don’t go on the street at night! You must believe me.” Ja, dat wil ik wel.

Inmiddels ben ik hier al bijna anderhalve maand en geniet ik van alle gesprekken met de mensen bij het Joshua project en het werken met de jongeren en kinderen. Elke ochtend hang ik wat rond in de keuken met Thembela, waar ik leuke gesprekken mee heb, over multiculturalisme in Zuid-Afrika, het leven van de jongens en (over) leven in de townships. Rond 9:00 komen de straatjongens binnen, hebben ze de mogelijkheid om te douchen en krijgen ze een ontbijt. Vaak ontbijt ik mee met de jongens (1/5 van hun portie) en versta ik hier en daar wat straattaalslangafrikaans, stoere verhalen over hun ‘avonturen’ op straat en af en toe wat vragen aan ons. Hoewel het soms lijkt alsof dit niet zo is hebben de meeste jongens de ‘situatie’ enorm goed door: “You know margriet, one day I will buy a car, and bring my wife here, she works and teach the boys, I go to work and than I fetch her, we go home, she cooks a big meal in a biiiig house.” Dan met een enorme grijns naar mij: “Noooo not Kabeljouws (de villawijk waarin ik woonde), that is not good enough for me… (eigenlijk maakte hij mij en de hele situatie gewoon even belachelijk). “Why is everyone calling us in your country negroes? Why are all the white people rich if they came later in South Africa? Why are there only black kids on the street? Waaromvragen waarop daarom niet het logische antwoord is.

De straatjongens krijgen elke dinsdag en donderdagmorgen ABET (Adult Basic Education Training). Voor sommige jongens van 15 houdt dit niet veel meer in dan letters overtrekken en sommen als 2+1. Zitten ze daar in een roze klaslokaal, wat er ongeveer uit ziet als groep 3 Nederland, plaatjes aan de muur ala aap noot mies. Sommige jongens zijn eigenlijk best intelligent en willen ook echt wel, maar die drugs maakt hun hersenen kapot. Terwijl deze jongens eerst gewoon konden lezen en schrijven, zitten ze nu als kleine kinderen in een klaslokaal hun werkblaadjes in te kleuren. Over het sterrenstelsel wisten sommige jongens best wel wat, per slot van rekening kijken ze hier soms de hele nacht naar. Op de vraag wie was de eerste mens op de maan, waren ze er alleen heilig van overtuigt dat dit toch echt Nelson Mandela was. Hier het antwoord op alles : )

Om 12:00 is het tijd voor de lunch en tijdens het afwassen zingen twee jongens liedjes die symbolisch zijn voor hun situatie: I’m a survivor (..) en waka waka this time for africa (…) Maar gezellige gesprekken en liedjes kunnen soms ook meteen uit de hand lopen. Een jongen rent naar de keuken, pakt een mes, rent achter de anderen aan, gooit met stoelen. De jongens lachen een beetje en schrikken er vooral van dat ik schrik. “He is just playing margreet” (ok…) Deze zelfde jongen is 15 jaar maar lijkt niet ouder dan 8. Hij staat erom bekend dat hij het meeste geld binnenhaalt op straat, master in manipulatie en liegen in combinatie met een aandoenlijke glimlach. Het is confronterend om hem op straat te zien en te weten dat hij onwijs verslaafd is en een enorm verhard leven leidt, terwijl het aan de andere kant gewoon nog een klein jongetje is, op zoek is naar geborgenheid en liefde. Je wil hem dit zo graag geven, maar niemand vertrouwt hem echt meer. Nu vlucht hij in de drugs en het leven op straat, maar vind het bijzonder om te zien hoe de medewerkers bij het project geduld en respect en hoop voor alle jongens hier hebben en sommige jongens ook echt aan het veranderen zijn!

Verder hebben we deze week naar een voetbalwedstrijd van de straatjongens gekeken. Mooi om te zien hoe talentvol de jongens eigenlijk wel niet zijn! Functie als ontbrekende ouder aan de kant, catering en supporter. De straatjongens op blote voeten, aanvoerdersband was een kapot stuk wetsuit, letterlijk en figuurlijk een bij elkaar geraapt zootje, het andere team met fancy sokken en voetbalschoenen. Het eind van de wedstrijd was ook interessant, het kostte moeite om alle kleding verzamelen: één van de jongens besloot dat drie broekjes over elkaar wel handig zou zijn als extra ondergoed en werd er zoveel mogelijk eten in en onder hun kleren verstopt. Na de wedstrijd was het weer ieder voor zich. Hun straatkloffie ging weer aan en terwijl wij boodschappen gingen doen, gingen de jongens weer een nacht tegemoet waar ik geen idee van had.

De volgende dag op het project kwam ik weer met dezelfde broek aan. Een broek die ik wel vaker aan heb omdat het gewoon een handige, praktische broek is (ik ken hier toch niemand). Terwijl ik kwam aanfietsen zeiden Koosi en piet (ja dat is echt een naam van één van de jongens) beide: “oeeh margrietie you like that pants, don’t you? You are wearing everyday the same. You must wash it.” Vond het wel een hilarische situatie, want de jongens zijn herkenbaar aan hun kleren, hebben elke dag zo ongeveer hetzelfde aan, broek zonder knopen of rits bij elkaar gehouden met veiligheidsspelden. Verschillende lagen t-shirt over elkaar en altijd iets op hun hoofd, of het nou een kerstmuts, wollen muts, petje, strandhoedje of enorme berenmuts is (...) Maar dit gesprek had wel het resultaat dat ik de volgende dag net iets beter nadacht over wat ik aan zou trekken.

Na de lunch gaan de straatjongens naar ‘huis’ en in de middagen heeft het Joshua project een programma voor ‘basisschoolkinderen’ "Education is the most powerful weapon which you can use..." Aldus Mandela. Maar hoe goed dit educatiesysteem in Zuid-Afrika is, blijkt wel weer op de maandagmiddagen wanneer de jongere kinderen hier geholpen worden met hun huiswerk. Nooit geweten dat paboverhalen van vriendinnen ooit nog eens van pas zouden komen als cultureel antropoloog. Daar sta ik dan, 5 vingers in de lucht, ok daar doe je er twee af, hoeveel vingers heb ik dan? Awonke kijkt me met een enorm blij hoofd en stralende ogen aan: “VIER!” Ze zei het zo overtuigend dat ik het nog bijna zou gaan geloven ook. Ik schrik van het niveau. Kinderen van 10 kunnen letters lezen, maar zien vervolgens niet in dat er ook nog zoiets als een woord staat. Het onderwijssysteem is zoiets als van: stop 60 kinderen in een klas, geef ze geen aandacht, hou ze bezig met wat kleurplaten en laat ze vooral allemaal overgaan, anders zijn de klassen het volgende jaar nog voller. Systeem van schone schijn, zoals wel meer dingen hier. Het blijft een vicieuze cirkel, kinderen komen steeds in hogere klassen, maar lopen steeds meer achter omdat het steeds moeilijker wordt. School is voor de meeste dus meer een soort van bezigheidstherapie. Even voor de duidelijkheid, het gaat hier alleen over de school in de townships. De blanke school in Jeffreys Bay is een stuk duurder, maar heeft dan ook beter onderwijs. Weer even een voorbeeld van de rare verdelingen hier. Maar het mooie is dat er steeds meer kinderen/jongeren/volwassenen uit de townships naar het Joshua project komen voor ABET, waardoor ze dichterbij de verwezenlijking van hun toekomstdromen kunnen komen.

Verder ben ik de afgelopen week weer even achter het belang van een huis gekomen en elektriciteit. Eerst hadden we geen stroom, dan zijn kaarsjes nog best gezellig, maar twee dagen kom je erachter dat elektriciteit opzich wel handig is en word je kaarslicht ook een beetje zat. Een dag daarna hoorden we dat we ons huis uit moesten en anderhalf uur later waren we onze spullen aan het pakken en 20 minuten later zaten we in ons nieuwe huis. This is Africa. Hoewel we dankbaar waren dat dit allemaal zo snel kon gaan, voelden we ons niet helemaal thuis in ons nieuwe huis. Mr. huisbaas was een vriendelijke man, het was alleen niet zo fijn dat ik ’s nachts wakker werd van een geluid, waarvan ik dacht dat het zijn alarm was, maar wat later een huispapagaai bleek te zijn. Ook was het niet zo fijn dat ik vervolgens zijn persoonlijke gesprekken met de huispapagaai kon horen en vond ik de relikwieën van zijn overgrootvader in mijn kamer niet zo sfeervol. Maar een ander voordeel aan Afrika is dat we op de één of andere manier binnen een dag weer een nieuw huis hadden en hebben we afgelopen weekend een bring& braai housewarming gehad : ) Gezellig en leuke variatie aan mensen. Iemand had twee jongens van bovenstaand voetbalteam meegenomen, wat leuke gesprekken en grappige situaties opleverde, maar waar we ook weer even geconfronteerd werden met alle rare verschillen. Ik die met een afstandsbediening wel even onze ‘gate’ open maakte en de jongens die wat zaten te lachen: “This is my first time to eat from a table, ek kom van ’n huis met ’n golfplaten dakkie”.

Soms doe ik alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ik bijvoorbeeld naar een groep olifanten heb gekeken die water over zichzelf heen sproeiden en dat er leeuwen naast je auto liggen te gapen. Maar als ik er wat langer over nadenk, besef ik me weer even hoe mooi het hier eigenlijk wel niet is en dat ik toch echt in Zuid-Afrika ben : ) Aan de andere kant wordt het verschil door zulke dingen als een safari ook meteen weer duidelijk wanneer je de volgende dag op het project van mensen hoor die hun hele leven al in Zuid-Afrika wonen en nog nooit meer olifant hebben gezien dan in een tijdschrift. Dan word ik echt een beetje moedeloos van alle verschillen die hier extra zichtbaar zijn. Wanneer ik van mn ‘huis’ naar het project fiets staan er honderden villa’s leeg. Extra 'vakantiehuisjes'. Terwijl er duizenden mensen een stukje verderop in een krot wonen.

Maar gisteren zat ik op mn fietsje in de zon, na het maken van een lange strandwandeling en besefte ik me weer even wat een voorrecht het is om participerende observatie, ‘being there’ en ‘hanging around’ als onderzoeksmethode te hebben: ) Inmiddels overal herkend als ‘oh you are the girl from the bicycle’, geniet ik naast het Joshua project van het fietsen door Jeffrey, het surfen en het strand! Eenmaal op het strand zat ik wat te schrijven en kwamen liepen een paar jongeren van het project voorbij. Raar om hun zo op het strand te zien, terwijl sommige jongens van hun leeftijd nog zandkastelen lopen te bouwen. Mensen keken verbaasd naar me. Dit waren de jongens waar je bang voor was, niet jongens waar je gezellig een praatje mee gaat maken… Verder geniet ik hier van de kinderen die elke dag na school op je afrennen: “margriiiieeeeet” en ik vervolgens probeer te ontcijferen wat ze allemaal vertellen en ik in mn beste Afrikaans (of slechtste Nederlands) een reactie geef en ik aan de verbaasde gezichten zie dat ik nog een paar lessen te gaan heb. Dan kom ik erachter dat het hier vooral de kleine dingen zijn waar ik van geniet. Bijvoorbeeld de zon die schijnt, een kort praatje met één van de straatjongens, de humor van hen, een bemoedigend gesprek met de staf bij het project, een strandwandeling, surfles, afwassen met Thembela, met je fiets van de berg af met een uitzicht van de zon op de zee, kaartjes en berichtjes uit Nederland en een knuffel van een vijfjarig meisje, Amor, uit Pellsrus (één van de townships) die zo ongeveer de hele middag aan mijn hand heeft gelopen. Amor heeft me dan ook even les 4 van de afgelopen weken geleerd: dankbaar zijn voor al het kleine.

Vanuit de Afrikaanse zon nog even een liedje (Stef Bos 'Tydbom'), wat eigenlijk bovenstaand verhaal even samenvat : )

Die struggle is verby
Die nuwe tyd is lankal daar
Maar die rykes word ryker
En die armes kry swaar
En ek sien op die teerpad
Naar muizenbergstrand
Die shaks van Khailitisha
En die plakkerskamp

En ek hoor die tijdbom tik

Die rook hang boe langa
Die vliegtuie styg op
En n swart man by die robot
Wil my ‘n sonbril verkoop
Wat gaan aan in sy kop
En wat dink hy oor my
Daar was so baie beloftes
Maar wat het hy gekry

En ek sou hom wil vra
Wie hy is hoe hy leef
Maar die robot raak groen
En my kar moet beweeg
En die Kaap lyk so mooi
In die somerse son
En die wind is so stil
dit voel asof daar
‘n storm gaan kom

Die tydbom tik

Die kleure van die reenboog
Weggespoel deur die geweld
Die diktatuur van toe
Is nou die diktatuur van geld
Die ideale word verkoop
Die kapitaal is aan die mag
En Steve Biko is moeg en
Draai homself om Is sy graf
Want wat hy sien
Maak hom sick

Want die tydbom tik

Jy kan n fok voel vir die toestand
In hierdie land
Jy kan ook n brug bou
Naar die ander kant
Jy kan na die tv kyk
Tot die oggendlig
Jy kan jou oë sluit
Met n sepie of n flik
Maar die tijdbom tik

vrijdag 25 februari 2011

Dear diary (…) als ik later groot ben wil ik een huis, met schoorsteen

“We speelden ooit verstoppertje
in de pauze op het plein
we hadden grote dromen
want we waren toen nog klein

de ene werd een voetballer
de ander werd een held
we geloofden in de toekomst
want de meester had verteld

jullie kunnen alles worden
als je maar je huiswerk kent
maar je moet geduldig wachten
tot je later groter bent (…)”
(Stef Bos: Is dit nu later)


Terwijl ik op mn fiets terug van het project en een beetje zat te dagdromen luisterde ik dit nummer. De gesprekken van afgelopen week stonden in het teken van toekomstdromen en het al dan niet kunnen verwezenlijken daarvan. Afgelopen week zat ik op een stoepje wat gedachten op te schrijven en opeens kwamen er een aantal meisjes naar me toe: “Jy is altijd aan die skryf, skryf, skryf” en vroegen of ze mijn journal mochten zien. Dat mocht, op één voorwaarde, dat zij morgen hun dagboeken zouden meenemen. Ik had geen idee of ze die überhaupt zouden hebben, maar de volgende dag kwamen ze met een verzameling aan dagboeken naar me toe : )

“My name is J. I’m 14 years old, I live in the location Pellsrus in Jeffreys Bay, it is my dream to become a moviestar and marry Justin Bieber (…) and go away and when I come back, I’m going to help the people here.” Maar haar allergrootste droom: “I want to go to Disney world.” Vond het wel een treffende uitspraak. Haar droom is een sprookje, een attractiepark ter ontvluchting van de realiteit? De meisjes noemen zichzelf ook wel ‘New York dreamers’, een passende samenvatting na het inkijken van hun dagboeken (wat is er zo leuk aan Justin Bieber?…) Maar in schril contrast met al deze plaatjes van popsterren en rozegekleurde stickers staan de ‘gebeurtenissen’ van de dag: “Today was not a nice day. My father was home but drunk again. He is not like a normal father, how a father should be. He was very angry and sometimes I don’t know what to do.” (…)

Hun dagboek kan gezien worden als zowel een autobiografie, het zichzelf op de kaart zetten, als ook een strategie om hun levensverhaal mooier maken: het verzamelen van plaatjes en het versieren van de realiteit waarin ze leven. In hun dagboek hielden ze ook een verzameling bij van brieven die ze van vriendinnen hadden gekregen, hoe meer briefjes hoe populairder en belangrijker je was. Zo zie je maar, facebook is eigenlijk helemaal geen nieuwe uitvinding. Doen we hier eigenlijk niks anders? Ons leven een beetje versieren en mooier maken dan het soms is, ‘briefjes’ verzamelen en hieraan onze belangrijkheid afmeten? Met als verschil dat deze meisjes met 5 of 6 of 7 of 8 of meer, familieleden in een shack wonen, net iets kleiner dan de gemiddelde studentenkamer en er per persoon soms meer wordt gedronken dan de gemiddelde student. De vader is vaak afwezig, aan het werk, op zoek naar werk, doen alsof hij aan het werk is, of ‘fixing things’ (wat dit dan ook mag inhouden).

Dat is iets wat me hier opvalt, raakt en soms boos maakt. De mannen, die vaak weglopen van alles waar ze mede verantwoordelijk voor zouden zijn. Je wil het niet normaal gaan vinden maar vreemdgaan en bedriegen lijkt bijna de norm te zijn. Net een kopje koffie gedronken met de schoonmaakster van mn onderbuurvrouw. Een Xosa vrouw in de eind twintig, ze heeft een enorme buik (one month to go) en een husband die aan het ‘around sleepen’ is. Met een enorme glimlach op haar gezicht probeerde ze er nog een soort van grapje van te maken “lucky for her I’m pregnant, otherwise, oesh I had beaten her”. Maar het is wel zij die uiteindelijk een nieuw huis moet zoeken en voor het kind moet zorgen, terwijl hij zn gang kan gaan. Vrijheid lijkt voor de mannen hier belangrijk te zijn. Waar de meisjes ‘thuis’ met de gevolgen zitten van deze vrijheid, terwijl de mannen vaak wat rondhangen op straat.

Maar toen de jongens als opdracht hun droom op papier moesten zetten, tekende een jongen een huis. Niet zomaar een huis, maar een huis met een lange oprijlaan, een oprijlaan waardoor je je welkom voelde. Een huis met een dak, en niet zomaar een dak, een dak met een schoorsteen. Een schoorsteen waar rook uitkwam. Het was niet zomaar een huis, maar een thuis met gezelligheid en de warmte van een haardvuur. Waar de jongens soms grenzeloos zijn in hun vragen stellen en opmerkingen maken over je vrouw-zijn, raakte deze tekening me en deed het me anders naar de jongens kijken. Hun droom heeft van alles te maken met waar zij nu niet zijn, terwijl ze wel willen.
De toekomstdromen van de jongens hebben vooral te maken met een thuis en gezien en gehoord worden en ergens bijhoren. Rapper, zanger, schrijver of advocaat, het maakt niet precies uit wat, maar hun verhaal moest gehoord worden. Ook komen we in veel gesprekken terug over het hebben van een identiteitsbewijs. Voor ons iets vanzelfsprekends, maar voor veel mensen hier niet, terwijl het woord op zich al het belang laat inzien. Een voorwaarde en bewijs om te bestaan, om ergens bij te horen.

Voor een andere jongen was ‘soccer’ een grote droom. Hij kon zich de worldcup nog goed herinneren en tekende een voetbalveld met zichzelf erop. Maar als ik verder vraag krast hij het door, verscheurt het blaadje en gooit het weg. Is dit symbolisch voor de beloofde hoop van het WK? Een opgepropt briefje in een hoek waar niemand meer naar kijkt? Als het aan Billy (de organisator van voetbalprojecten in townships tijdens het WK) ligt niet. Voor hem was niet alleen het WK geslaagd, maar Zuid-Afrika hiermee ook. We moeten nu alleen een beetje geduld hebben. Geef het de tijd. Het WK zal symbool staan voor de toekomst die gaat komen. De jongeren moeten weer gaan geloven in hun dromen: “Believe to achieve”, dat moet het motto worden van het nieuwe Zuid-Afrika, aldus Billy.

Wat betekent vrijheid hier? De straatjongens hebben geen regels, hun cultuur is vrijheid. Vaak één van de redenen waarom ze ‘kiezen’ om op straat te leven. Maar hoe vrij is deze keuze? Ik denk niet dat deze jongens weggegaan zijn van een huis met een oprijlaan en een schoorsteen waar rook uitkwam. Kan je pas echte vrijheid hebben als je eerst de veiligheid hebt van een thuis?

Ook persoonlijk ontdek ik hier weer opnieuw iets over vrijheid na een spontane picknick bij Colleen. Zij was de stad en het gehaaste leven zat en verhuisd naar een cottage in de middle of nowhere. Inclusief een privé-meer en ochtendwandelingen in de bergen zover je kan kijken (en inclusief geen bereik, in welke vorm dan ook). Achteraf bleek deze picknick haar verjaardagsfeestje te zijn, ze had hier niks over gezegd omdat ze geen zin had in mensen die zich dan verplicht zouden voelen om te komen en ‘crappy presents’ zouden kopen : ) Deze picknick zette me even stil bij alles wat ik hier mag beleven.

Een week vol met zon, voetballen met de straatjongens op het strand, het geven van een soort van ‘theaterlessen’ aan de kinderen (zet een hoed op en alle schaamte is weg), mooie gesprekken met de medewerkers en kinderen hier, steeds beter semi-Afrikaans leren praten (Nederlands met een Belgisch accent zonder werkwoorden te vervoegen) het les krijgen in het maken van pap en Zuid-Afrikaanse lunch, ijskoffie op terrasjes, uitwaaien op het strand, aangehouden door de politie voor mn 'afwijking' naar rechts:) rare beesten in je huis en een safaritocht in vooruitzicht! Voor nu wil ik afsluiten met iets wat ik van een heel leuk persoon doorgestuurd kreeg en me stilzette bij les nr 3 van deze week: In plaats van alleen maar dromen over ‘later’ meer genieten van ‘nu’ : )

Ik ben soms te blind om te zien wat ik heb
"Verdwaal soms nog steeds ook al ken ik de weg
En ik ben vrij als een vogel die de storm heeft overleeft
Met de wind in de rug en ik klaag soms nog steeds
Maar ik ben gelukkig ook al zie ik het niet
Te veel ontevreden met alles te weinig tevreden met niets."
(Stef Bos – Gelukkig)

dinsdag 15 februari 2011

Over ‘thuis’ en ‘moe nie worrie nie’

“If you have a home, go home. If you don’t have a home, you have a problem”, aldus één van de straatjongens. In een notendop zijn ‘probleem’. Het lijkt een nogal simpele constatering, maar voor hem schuilt er een enorme complexiteit achter dit ene zinnetje. Letterlijk gevlucht van ‘huis’ op zoek naar een beter ‘thuis’ in Jeffreys Bay. Maar door teleurstellingen figuurlijk aan het vluchten in de drugs om even weg te zijn uit hun nieuwe ‘thuis’, de straat en alles wat daarbij hoort.

“Jy moet wel gek in jou kop wees,” verbaasd over het feit dat ik mijn huis en alles wat daarbij hoort even achter me laat. Voor mij krijgt ‘thuis’ hier dan ook een nieuwe betekenis. Je gaat pas echt merken wat een thuis voor je betekent en het extra waarderen als je hier even weg van bent. Toch voelt het ook confronterend als S. heel duidelijk zegt, “if you have a home, go home” en ik zit hier, naast dat ik meewerk aan het project, ook een beetje de toerist uit te hangen en mijn onderzoek uit te voeren, terwijl ik weet dat ik over drie maanden weer naar een huis terug kan keren. Maar ja, voorlopig wil ik graag “ 'n bietjie gek in my kop sy” en nog een poosje weg blijven van ‘thuis’.

Die jongens zijn enorm verhard en ik weet half niet wat ze allemaal uitvreten, maar ergens vind ik ze ook grappig en (misschien ben ik nu heel naïef) zijn het gewoon goede gasten die té veel hebben meegemaakt. Wanneer S. een relaas houdt over zijn leven op de straat en zijn gedachten over de mensen van Zuid-Afrika zegt hij ook het volgende: “on one day, I will buy a flower ánd a present, and I give it to a nice woman. But not now, you know, I smoke… People think I’m stupid, oh he lives on the street, so he stinks and is stupid, but I’m not.” En vervolgens gaat hij verder met een interessante definitie van slim en dom: “Kijk, je hebt domme mensen en je hebt slimme mensen. Domme mensen slapen onder een boom en de slimme mensen onder een zak, maar ook sommige domme mensen, die dan ín een zak gaan slapen en stikken.” (…) Hoewel er vast een heleboel onzin zat in zijn relaas van ongeveer een half uur, klonk er in door dat hij droomt over een betere toekomst en een thuis, maar gewoon te verslaafd is om er écht uit te komen. Ik ben benieuwd naar de komende tijd en wat ik van hen kan leren.

Verder zou ik één keer per week gaan meehelpen met het uitdelen van eten in de townships. Vanuit een grote witte BMW werd er eten (de overdatum left-overs van supermarkten) afgedropt bij kwetsbare families in de community. Het voelde een beetje ongemakkelijk, continuering van apartheid, maar ergens was het een interessante ervaring om zo ook de visie van de blanke Afrikaners te horen en zien. Deze townships in Jeffreys Bay bestaan uit duizenden ‘Mandela huisjes’ die er van de buitenkant redelijk mooi uit zien, waardoor je op het eerste gezicht kan denken dat ‘zij het nog helemaal zo slecht niet hebben’, maar van binnen speelt zich letterlijk en figuurlijk de ellende af. Achter alle Mandela huisjes staan duizenden shacks, die je (per stuk) voor 400 Rand per maand kan huren. Symbolisch voor de regenboognatie en hoopvolle verhalen rondom het WK, maar wat is er van over gebleven? Een ‘schone schijn’ van mooie huisjes met verborgen in de ‘achtertuin’ duizenden krotten. Wees creatief met afval en bouw je eigen shack, voor slechts 400 Rand per maand, extra uitdaging, zonder water en met lekkage…

Waarschijnlijk ga ik zelf meer leren dan dat ik kan toevoegen en ontdek ook weer opnieuw dat het om het kleine zal gaan. En les 2 voor deze week, een uitspraak die je hier vaak tegenkomt: “Moe nie worrie nie”, het leven nemen zoals het komt en niet te veel zorgen maken. Het-komt-wel-goed. Ook met de tijd nemen ze het niet zo nauw. Now now = misschien nu, maar kan ook over een paar uur zijn, of morgen, of gewoon niet : ) Verder heb ik een record verbroken met kleine kinderen die op je schoot zitten terwijl je een film kijkt, teamwork in de praktijk gebracht na een Afrikaanse overstroming op het project en geniet ik van zon/zee/strand, sterren kijken vanaf mijn balkon, het leven hier in Jeffreys Bay en de vrijwilligers, kinderen en jongeren bij het Joshua project. Ja, ik voel me hier steeds een beetje meer thuis!

“The future belongs to those who believe in the beauty of their dreams(?)”

maandag 7 februari 2011

déjà vu en op mn fiets langs de palmbomen

Ja, daar zit je dan opeens in Zuid-Afrika. Weer terug maar ook weer niet. Hoewel ik hier minder dan een jaar geleden nog was, lijkt het alsof ik in een totaal ander land zit. Toch heb ik het gevoel alsof ik weer een beetje thuis ben. De geur van oploskoffie, smaak van mango’s, de zon die schijnt, de kleverige rijstachtige pap met bonen, de mensen die langs de weg lopen en de enorm rare verdelingen in dit land, tussen zwart en wit, krot en villa, arm en rijk. Wil de echte Zuid-Afrikaan opstaan?

Na een mooi afscheid op Schiphol besefte ik me weer even iets meer dat ik dus echt weg zou gaan. Veel tijd om na te denken in het vliegtuig had ik niet, want Airfrance had besloten om mij, ongeveer 1.60m, vier stoelen voor mezelf te geven, waardoor ik de hele vliegreis heb geslapen (en de mensen die mij een béétje kennen weten dat dit best bijzonder is: ) ) Met mn slaaphoofd kwam ik aan in Johannesburg en terwijl ik in mn chillmodus door de douane aan het gaan was, kreeg ik opeens een helder moment dat de klok een uur vooruit was gegaan en dat ik volgens mijn ticket nog 3 minuten had om mn vliegtuig richting Port Elizabeth te halen. Onmogelijk dus. Veel tijd om in paniek te raken had ik niet want mr. medewerker-op-vliegveld-johannesburg-you-can-call-me-stephen heeft er, gecombineerd met mijn waarschijnlijk nogal wanhopige blik, voor gezorgd dat ik alsnog op het geplande tijdstip in Port Elizabeth aankwam.

Uiteindelijk in Jeffreys Bay (na een autoritje met palmbomen langs de weg alsof het de normaalste zaak van de wereld was) werd ik door mijn nieuwe huisgenootjes verwelkomd met fijne maaltijd en daar zat ik dan opeens. Van een leven waarin ongeveer elk gaatje vol gepland was naar een nogal lege agenda. Van een omgeving waarbinnen ik in nog geen kilometer afstand verwijderd was van lieve vrienden naar een afstand van ongeveer 9725 kilometer. Van de universiteitsbibliotheek en het schrijven van mooie wetenschappelijke woorden naar een plaats waar deze woorden opeens de harde werkelijkheid raken. Een tijd en ruimte om tot rust te komen en avontuur aan te gaan, te onderzoeken en hierin iets te delen, te geven en ontvangen.

Ik zit hier dan ook niet zonder doel. Na mijn vorige reis naar Zuid-Afrika heb ik besloten om een master te gaan volgen bij Culturele Antropologie: multiculturalisme in vergelijkend perspectief. Zuid-Afrika als het model van de ‘regenboognatie’ en de verhalen rondom het WK 2010 hebben mij doen besluiten om in het kader van mijn master hier mijn veldwerk uit te voeren. Daarnaast werk ik de komende drie maanden als vrijwilligster bij het Joshua project waar ik zowel ga werken met straatjongeren als mee ga helpen met een huiswerk/schoolproject.

Het WK heeft het contrast tussen arm en rijk pijnlijk uitvergroot. Zwart en wit, arm en rijk, township en stad, geen en wel toegang tot het WK evenement. Terwijl townshipsbewoners, die dagelijks afhankelijk zijn van openbaar vervoer, tevreden moeten zijn overbevolkte minibustaxi’s, staan er peperdure pendelbussen van het WK te verroesten. De stadions die miljoenen hebben gekost en nog steeds kosten, staan leeg, terwijl men in de townships tevreden moeten zijn met afgetrapte veldjes. Via allerlei wegen in de media werd er gecommuniceerd dat het WK Zuid-Afrika zou veranderen en voor een nieuwe eenheid in de verdeelde regenboognatie moest zorgen. Het WK moet bijdragen aan de bestrijding van armoede, een impuls geven aan economie en toerisme, en zelfs gebruikt worden om de aidsepidemie aan te pakken. Toch beseffen steeds meer mensen dat het WK lang niet voor iedereen die voorspoed brengt. Wat is er van deze nationale eenheid gekomen, hoe staat het met de huidige Zuid-Afrikaanse samenleving in de schaduw van het wereldkampioenschap en wat is er van de hoop over gebleven? En vooral, hoe kijken de jongeren in de townships van Jeffreys Bay hier zelf tegen aan?

Jeffreys Bay is raar. Hoewel de apartheid een poos geleden is afgeschaft is deze hier voelbaar en zichtbaar gewoon nog aanwezig. Als je maar aan de ‘juiste’ kant blijft kan je prima in je eigen wereldje van villa’s blijven leven en doen alsof er niks aan de hand is. Maar als je even verder rijdt zie je een hele andere ‘wereld’, een wereld van duizenden krotten waar heel toevallig alleen maar ‘zwarte’ mensen wonen. Als ik vanuit mijn huis langs alle villa’s naar het project fiets (hoe Nederlands: ) ) vraag ik me af wie er zich het meeste thuis voelen in Zuid-Afrika. De blanken creëren een mini-thuis in hun villa en bouwen een hek eromheen. De ‘zwarten’ creëren een thuis op straat, met hun krot als symbool en bepalen eigenlijk ook het leven van de blanken. En andersom. De jongens zijn ‘dakloos’, maar zijn ze ook ‘thuisloos’? De blanken zijn misschien niet dakloos, maar wel thuisloos? Er klopt gewoon iets niet en uit alles blijkt dat de hoop van het WK hier niet perse aanwezig is.

Dit werd even heel erg duidelijk vanmorgen, mijn eerste dag op het project. Elke ochtend komt er een groep straatjongens voor ontbijt, onderwijs en lunch. Hoewel ik alleen nog maar een beetje heb meegelopen schrok ik van de gesprekken (how was your weekend? Nie goed nie. Why? Ek is gekap. What? Cut with a knive. ok...(een jongen van 14 jaar). Ik vond het heftig om te bedenken wat ze ’s nachts allemaal wel niet zouden meemaken en ze in hun ogen te kijken, waar weinig leven meer in stond, verslaafd en verhard. Het zijn de jongens die je ’s nachts niet tegen wil komen als je in je eentje rondloopt, maar als je hun zo ziet dan kan je niet anders dan hier niet meer bang voor zijn.

Maar ook ik doe keihard mee aan de verdelingen. Want ik ben ook maar een meisje die op haar fietsje door J-bay rondfietst (weten ze ook gelijk dat ik Nederlander ben). Die na het werk teruggaat naar een (bijna) villa, na boodschappen te hebben gedaan bij een supermarkt met mogelijk nog meer keuzes dan in NL en met een handdoekje op het strand ligt na haar surfles. Het is maar raar verdeeld, welkom in Zuid-Afrika, maar ben benieuwd naar de komende tijd en het kleine beetje wat ik hierin kan bijdragen en ontdekken.

Les 1 voor deze week: geduld (this is africa) en doorzettingsvermogen (mijn eerste surfles: )) en dat het niet uitmaakt hoe of wat je doet, als je het maar met liefde doet (of zijn dit alweer drie lessen?) Een andere les is dat ik keihard slang-Afrikaans moet gaan leren (de taal van de straatjongens) of ik het nou wil of niet. Verder houd ik me vast aan de gedachte ‘hoe fijn het eigenlijk is om mensen te hebben die je kan missen’, want stiekem vind ik dat best wel lastig nu maar het maakt me ook weer extra dankbaar voor alle lieve mensen in Nederland! (maar nog even een kleine maar niet onbelangrijke toevoeging, ik heb echt leuke huisgenootjes die ervoor hebben gezorgd en zorgen dat ik me hier snel thuis voel en ga voelen!)

Liefs vanuit Jeffreys Bay van een beetje verbrande Meet op teenslippers

Margreet Moesker
14 Kabeljauwsroad
Jeffreys Bay 6330
South Africa